Wednesday, 13 January 2016

Eerste deel van onze reis in Tanzania: Tarangire National Park, de Masai en de Serengeti.


Tanzania is een veelzijdig land. Het bezit zowel bergen met de Kilimanjaro en Mount Meru als de meest bekende; grassteppen zoals de beroemde Serengeti als tropische eilanden (Zanzibar en Pemba). Al deze bezienswaarigheden zijn makkelijk te bereiken via een korte vlucht, of zelfs met de wagen en ferry.
We hadden besloten om een vierdaagse safari te doen, vertrekkend vanuit Arusha. Arusha is de grootste stad in de regio rond de Kilimanjaro. Op een paar uurtjes rijden bevindt zich het Tarangire Park, en op een dagafstand de Serengeti, met de Ngoro Ngoro krater ongeveer halverwege. Na onze safari wilden we twee dagen uitrusten in een hotel aan de voet van de Kilimanjaro (Kerstmis), en vervolgens onze reis afronden met een vierdaags stads- en strandverblijf in Zanzibar.


Eind december is een vrij gunstige periode qua klimaat om het land te bezoeken. Het is de periode van de zogenaamde “short rains”. Dit betekent dat het meestal één keer per dag hevig regent, vaak ‘s avonds. Een heerlijk klimaat om Kerstmis te vieren. Reeds bij onze aankomst werden we getrakteerd op een onweersbui, en vrijwel elke dag konden we regen verwachten. Komende van Abu Dhabi genoten we van de verfrissing, het weelderige groen en de geuren na een stevige plensbui. Dankzij het feit dat Arusha aan de voet van de Meru berg ligt op een hoogte van 1300 meter, zijn de temperaturen er zeer aangenaam (tijdens onze reis was het vrijwel steeds onder de 30°).      
De vlucht van Abu Dhabi naar Nairobi was heel vlot verlopen (slechts vier en een half uur vliegen,die we bovendien dankzij een upgrade in “Business Class” mochten doorbrengen). Een mooie meevaller, zeker voor Guillaume die slechts een paar uur voordien teruggekeerd was in Abu Dhabi - na een epische reis van New Jersey over Amsterdam en Dubai.
 

Na nog een uurtje vliegen kwamen we op Kilimanjaro Airport aan in de stad Arusha. Van zodra we in Arusha aankwamen werden we verwelkomd met het hartelijke "Jambo". Tanzania telt honderden talen, maar de voertaal is het Swahili, dat zeer melodieus en aangenaam klinkt. Alleen al het woord  “karibu” (welkom) dat bijna gezongen wordt, is prachtig en wordt voortdurend gebruikt: wanneer je ergens aankomt, om je een stoel aan te bieden, en zelfs om de auto in- en uit te stappen (door onze gids).

Naast uitvalsbasis voor safari’s is Arusha ook het startpunt voor vele klimmers die de 5895 meter hoge Kilimanjaro willen bedwingen. De machtige berg was wegens de vele wolken niet te zien bij onze aankomst, maar gelukkig zouden we na onze safari van een prachtig uitzicht op dit natuurfenomeen kunnen genieten.


Tarangire National Park: slapen tussen de olifanten
De volgende ochtend werden we om 9 uur opgepikt door onze gids David Mahunda van African Scenic Safaris.
We hadden voor een “mid-range” safari gekozen. Dit betekende dat we in tenten of eenvoudige lodges zouden overnachten en met de auto van het ene naar het andere natuurpark zouden reizen (in plaats van met het vliegtuig). Gelukkig bleken de afstanden goed te overbruggen, was er gelukkig heel veel te zien onderweg én bleken tot mijn aangename verrrassing de overnachtingsplaatsen (tenten of lodges) telkens heel luxueus te zijn. Het niveau van comfort en de goed overdachte infrastructuur bleven me trouwens de hele reis verrassen. Op regelmatige  tijdstippen kan je in Tanzania langs de weg stoppen en aan een tafel en bank onder een typisch puntdak in de schaduw picknicken (vaak op zeer mooie plekken), de benen strekken, een koffie kopen en van de propere toiletten gebruik maken. In vergelijking daarmee is het binnenland van Oman één grote wildernis.
 

Onze tent in Tarangire Safari Lodge met de olifanten op de achtergrond
Wij waren blij een goede en betrouwbare safararimaatschappij gevonden te hebben. Sommige safari-tours werken met jongere, meer onervaren gidsen, wat in de wildernis niet echt aan te raden is. “Self-driving” safari’s zijn ook niet zo gebruikelijk in Tanzania. Een goede gids is immers goud waard, zeker in de Serengeti en in de bergen, waar we verschillende gestrande jeeps zagen en ook een paar verdwaalde toeristen. Wat ook zeer aangenaam is, is het feit dat alle overnachtingen en maaltijden reeds voor jou geregeld zijn wanneer je in de lodges aankomt, zodat je alleen nog aan tafel moet aanschuiven, voor je uitgeput in je bed rolt.
Wij startten onze safari in het stadje Arusha in de plaatselijke electronicazaak. Ik had namelijk ons Canon-fototoestel en 2 objectieven meegebracht, maar was in de stress voor ons vertrek de oplader én batterij vergeten (die zaten nog steeds in het stopcontact thuis). Maar tot onze verrassing bleek Arusha over een gespecialiseerde fotozaak te beschikken, met batterijen & opladers voor allerlei modellen Nikon en Canon. Een zeer efficiënte Indische verkoper hield zich met ons bezig en tien minuutjes later was ons probleem opgelost.
  
We reden door naar het nabijgelegen “Tarangire National Park”. Dit natuurgebied is vernoemd naar de gelijknamige rivier die er doorheen stroomt. Blijkbaar betekent de naam “Tarangire” zoveel als “rivier van de wrattenzwijnen (ngire). We zagen inderdaad veel wrattenzwijnen, maar ook giraffes, impala’s (gazelles), zebra’s en tal van vogels Wat ons het meeste bijbleef waren de olifanten, vooral een groep volwassen en jonge olilfanten, die relaxt aan het baden waren in een poel.




 

Een minder bekend dier in het Tarangire-park is de tsetse-vlieg, waarmee we jammer genoeg uitvoerig kennismaakten. Blijkbaar is niets tegen deze insecten opgewassen (noch de beste insectenwerende producten zoals DEET, noch lange mouwen en broeken). Kenmerkend is de zeer pijnlijke beet, die echter snel kalmeert en gelukkig maar heel zelden tot de slaapziekte leidt.

Het park is ook bekend voor het prachtige landschap, dat uit heuvelachtig terrein bestaat, met een diep gelegen rivier die bijna altijd gevuld met water is, en de enorme baobabbomen, die al op zich een bezoek waard zijn.

Onze gids Mahunda bleek een onuitputtelijke bron van weetjes over zijn land en de wilde dieren. Hij leerde ons meteen ook een basis Swahili. Voortdurend vroeg hij ons of alles “Sawa sawa” was (In orde of ok) of “Hakuna matata” (Geen probleem). Een groot voordeel is dat het Swahili tal van Arabische woorden bevat, zodat ik vaak kon begrijpen waar de Tanzaniërs het over hadden.
Rond 16 uur bracht Mahunda ons naar ons eerste hotel, de Tarangire Safari Lodge, die temidden van het natuurpark ligt, op een klif boven de rivier. Het uitzicht was adembenemend.
                                 Uitzicht op de Tarangire rivier vanuit onze lodge
 
Nauwelijks waren we er aangekomen, of er barstte een tropisch onweer los. Het goot de hele nacht met bakken uit de hemel, wat bij mij herinneringen aan kampeerervaringen in België en Nederland opriep. Meerdere keren hoorde ik echter een vreemd  geritsel en een soort geblaas vlak naast mijn bed. Mijn vermoeden dat het om olifanten ging, werd de volgende ochtend bevestigd toen ik naar het ontbijt wou vertrekken. Op slechts een paar meter afstand stond een hele groep olifanten naast de tent van onze buren rustig te grazen. De toeristen die in deze tent verbleven, hielden gelukkig het hoofd koel en slaagden erin om om de dieren heen te lopen zonder ze te storen.
 
Met spijt in het hart verlieten we Tarangire Park. Onze volgende bestemming was de Serengeti. In vogelvlucht is de afstand van  Tarangire Park naar de Serengeti niet zo groot, maar met de wagen moesten we eerst de Great Rift Valley (met o.a. het imposante Lake Manyara) doorkruisen en dan over een bergpas van 2800 meter en via een zandweg naar  de andere kant van de Ngoro ngoro-krater. Boven aangekomen op de rand van de Ngoro Ngoro-krater hielden we een pauze, met zicht op de binnenkant van de krater, en de Great Rift Valley aan de andere kant.

De Ngorongoro krater is gevormd door een vulkaan die waarschijnlijk al 250.000 jaar uitgedoofd en ingestort is. Nadat we geluncht hadden aan de rand van de krater (en gewacht hadden tot een stortbui overgetrokken was), vervolgden we onze weg over groene hoogvlaktes die een beetje aan Schotland deden denken. Hoewel dit gebied officieel  “Conservation Area” is, mogen de Masai er leven. Ze wonen er in hun typische kralen, met hun koeien, temidden van de plaatselijke zebra’s en andere wilde dieren.
 

 


 
We stopten in een Masai-dorp, waar bleek dat de dorpelingen 60 dollar wilden voor een rondleiding. Ietwat overweldigd door de hoge prijs (ik had "16 dollar" begrepen) werden we verwelkomd door dansende mannen en zingende vrouwen.  We bewonderden de sandalen van de mannen die uit autobanden gemaakt zijn. Zij vonden onze outfits al even vermakelijk.
Welkomstdans
 
 
Een jongere die vloeiend Engels sprak, leidde ons rond in het dorp en vertelde dat hij 51 broers en zussen heeft  (de Masai zijn polygaam en zijn vader heeft 11 verschillende vrouwen). Slechts één zoon had een opleiding gekregen (en zijn middelbare school in Arusha afgemaakt), maar was daarna meteen teruggekeerd naar zijn dorp omdat hij het “stadsleven” niet aankon. We begrepen dat onze "donatie" gebruikt werd om ervoor te zorgen dat getalenteerde jongeren de kans kregen om een opleiding in "de stad" te krijgen. Dit in schril contrast tot het klasje van de dorpskinderen dat we in het dorp bezochten, waar de kinderen enkel leren tellen en het alfabet opzeggen.
Kinderen in Masai dorpsklasje
 
Na nog een paar uur rijden kwamen we eindelijk in een vlakte terecht en aan een bord dat de ingang van de Serengeti aangaf. Serengeti National Park dankt zijn naam aan het Masai woord ‘Siringitu’,wat eindeloze vlakte betekent.
 

 
De Serengeti is dan ook een vrij plat natuurgebied, met enkel  hier een daar een bult of kleine heuvel, de zogeheten “kopjes”. Dit zijn granieten rotspartijen die ontstaan zijn door vulkanische activiteit, begroeid met struiken, die vaak als uitzichtspunt en verschansing voor de roofdieren dienen.
 
 

                                 Lunch op een kopje in de Serengeti
 We stopten op een kopje om onze lunch te verorberen, met prachtig zicht op de vele duizenden “wildebeasts” of gnoes in de vlakte overal rondom ons. Het park is bekend om zijn rijkdom aan luipaarden, cheetah’s, leeuwen en ander katachtigen, en de migratie van de 1,5 miljoen gnoes, 200.000 zebra’s en 350.000 gazelles tussen augustus en november.  
 
uitzicht vanop een kopje
 
Op weg naar ons kamp zagen we verschillende leeuwen vlak naast de weg, en spotten we een groep nijlpaarden luierend in een poel bij het licht van de ondergaande zon. Verder zagen we tal van gazelle’s en hyena’s, die veel schattiger overkwamen dan ik me had voorgesteld.

 

 








 
 

Omdat het hevig geregend had in de Serengeti, was ons kamp veranderd in een modderpoel. Bovendien was ondertussen de nacht gevallen. Bij het schijnsel van een zaklamp tastten we ons een weg naar onze tent, waar we opgevorderd werden om  meteen een warme douche te nemen (dit was alleen mogelijk tot 19 uur).  Onze “badkamer” was vol met slijk, maar niettemin werd op de douche aangedrongen. Hoe er warm water tevoorschijn getoverd zou worden, konden we ons niet voorstellen. Het bleek dat een man “Hallo” riep, tot er een antwoord kwam. Meteen daarna stroomde het warme water uit de douchekraan. Guillaume had het mechanisme niet goed begrepen en dacht uit gewoonte dat hij even moest wachten tot het water warm zou zijn. Toen de stem aan de andere kant van ons tentzeil ongeduldig werd, sprong hij toch maar onder de douche. Helaas was het warm water net op toen hij de zeep wilde afwassen. Een paar minuten later was de man terug met meer emmers warm water, en kon ook ik van een warme douche in de Serengeti genieten.
Hierna werden we door een van de bewakers met een zaklamp naar het restaurant/eettent geëscorteerd, waar we bij kaarslicht aan gedekte tafels met wijnglazen en stoffen servietten dineerden.
Met de kreten van de hyena’s op de achtergrond vielen we in slaap.

De volgende dag deden we in de voormiddag nog een “game drive” in de Serengeti, voor we terugreden naar de Ngoro Ngoro-krater










 Ons verblijf in de Serengeti was jammer genoeg een beetje te kort, maar we hadden nog een lange weg voor de boeg wanneer we voor het donker ons hotel op de rand van de Ngoro ngoro krater wilden bereiken.
 
 
 

No comments:

Post a Comment