Vorige week besloten we toch - na 2
eerdere pogingen - drie dagen midden in de week vrij te nemen en eindelijk
Muscat, de hoofdstad van Oman, te bezoeken. Voor alle zekerheid boekten we deze
keer geen vliegtuigtickets meer en vertrokken we op een gewone werkdag. De
afstand is goed te doen met de auto (rond de 500 km), de enige hindernissen
zijn het feit dat je door de bergen moet rijden en dat je de grens met Oman
moet oversteken. Je moet bovendien een autoverzekering hebben die ook
tussenkomt bij ongevallen in Oman ( niet onbelangrijk als je de rijstijl van de
Omaanse chauffeurs ziet (in Abu Dhabi zijn er tenminste geen bergen).
Reeds vijf jaar geleden op vakantie in
Ras al Khaima, hoopte ik om met een huurauto “even” naar Muscat te rijden. Het
feit dat de huurauto’s geen verzekering voor Oman hadden, stak hier echter een
stokje voor.
Wat je ook absoluut moet proberen te
vermijden is autopech. Guillaume had 2 weken eerder een platte band gekregen op
de autostrade van Abu Dhabi naar Dubai, en sindsdien reden we met een reserveband
rond (en dus zonder reserveband in de koffer). Gelukkig kon de garage binnen
het uur een nieuwe band voor ons vinden en de reserveband opnieuw in de koffer steken).
Toen moest Guillaume nog zijn paspoort
op de Saoedische ambassade gaan afhalen
(wegens een visum voor een zakentrip in januari), maar met een zestal
uur vertraging vertrokken we dan toch woensdagavond om 18 uur ! (hallelujah).
Klaar om naar Oman te vertrekken!
De rit verliep heel vlot en rond 20 uur kwamen
we in Al Ain aan. We vonden een pittoresk restaurant in een soort palmenoase, en
kregen een echt woestijngevoel . Tot onze grote verrassing bleek het in de
woestijn “maar” 19° te zijn, zodat ik het voor het eerst koud had.
Na ons “avondeten” reden we naar de
grensovergang, die net buiten Al Ain ligt. Het was ondertussen 22 uur. Eerst
moesten we langs een (Emiraats) bureau om een uitreisstempel te halen, waar er slechts
een paar andere reizigers zaten te wachten. Nietttemin moesten we 10 minuten
moesten wachten, opdat we toch maar niet de indruk zouden krijgen dat het werk
van de douanebeambten niet belangrijk is. Stempels zijn de lievelingsfetish van
de Arabieren, en zeker van de Emiraatse immigratie en emigratieambtenaren, die er
een ingewikkeld en onbegrijpelijk in- en uitreissysteem op nahouden, zodat ze
veel stempels kunnen geven (die men als een waardevol geschenk in ontvangst dient
te nemen).
Daarna, een dertigtal kilometer verder, ging het
naar de Omaanse grenspost, waar het veel vlotter verliep (tegen betaling van
een paar euro kregen we onze inreisstempel).
Na nog anderhalf uur rijden bereikten we de kust van
Oman en het hotel waar we een tussenstop maakten (in het stadje Sohar). De dienstdoende balie-klerk verwachtte blijkbaar
geen gasten meer, en leek zeer verrast door onze verschijning.
Na het ontbijt en een korte wandeling over het
strand van Sohar reden we de volgende ochtend door naar Muscat. De afstand is
slechts een 200-tal kilometer, maar doordat de zogenaamde “autostrade” eigenlijk maar een tweevaksbaan is, met tal van ronde punten en
overstekende voetgangers, duurde de rit meer dan drie uur. Bovendien verdwaalden
we bij aankomst in Muscat compleet waardoor we een wel zeer indrukwekkend
hotel in de rotsen ontdekten (het Al Bustan-hotel) , dat meer op een fort leek,
maar volledig vervaardigd uit marmer (geen idee hoeveel sterren dit hotel
in Abu Dhabi zou krijgen). De zeer vriendelijke en efficiënte conciërge voorzag
ons van een stadsplan en legde ons in detail uit hoe we ons hotel konden
bereiken. 
Daarna gingen we op zoek naar ons hotel, dat in een
nieuw stadsdeel iets verder langs de kust gelegen was. Het is een nieuw
businesshotel, net niet langs de zee maar toch centraal gelegen als je een auto
hebt, en voor een schappelijke prijs naar Omaanse normen (120 euro). Die avond
reden we via de mangrove naar de Qurum Beach, waar de meeste toeristische
hotels gevestigd zijn en aten barbecue op een terras dat op een klif gelegen
was (Crowne Plaza).
Het was een kort eerste bezoek aan Muscat, want de
volgende dag (vrijdag) moesten we de hele weg terug in één keer afleggen. Gelukkig was het
verkeer een stuk rustiger dankzij het weekend, en hadden we onderweg zelfs nog tijd voor
een lunch in Al Ain.